40-jarig jubileum Paul Brummelhuis
25 juni 2019Op 9 juli 2019 vieren wij het 40-jarig Jubileum van Paul Brummelhuis
– dit is een besloten feest voor genodigden –
Al 40 jaar stapt Paul elke ochtend in Weerselo op de bus richting manege. Daar verwelkomen de paarden en pony’s hem. Paul is, zoals velen wel weten, vanaf zijn geboorte bijna blind. Hij ziet maar 2 tot 3 procent van alles dat wij zien. Dat heeft hem nooit tegengehouden om van zijn hobby ook zijn werk te maken. Zijn liefde voor de paardensport is sterker dan zijn visuele beperking.
Hij is al 40 jaar bij de manege een graag geziene medewerker en collega. Hij zorgt ervoor dat de paarden en pony’s worden gevoerd, gepoetst en opgezadeld voor de lessen. Daarnaast voert Paul diverse andere werkzaamheden uit. Hij draagt graag zijn kennis en vaardigheden over aan vrijwilligers en stagiair(e)s die hij begeleidt.
Als collega is hij oprecht. Door zijn visuele beperking is zijn gevoel beter ontwikkeld, dus leugentje voor eigen bestwil is bij hem niet mogelijk! Hij heeft je direct door! Hieronder nog een hilarische anekdote van Paul. Op zijn verzoek natuurlijk in het Twents, met daaronder de vertaling in het Nederlands.
Pèèrd ried’n
Op één van èèrste dagen dat ik hier wèèrk’n, gung ik op ne mooi’n merrag met Benno ‘n stukke ried’n.
De pèèrde waar’n nog jong en kenn’n nog nig vul, dus wie gung’n a rap van de stroat of, ne zaandpad op.
Wie wann a efkes op den zaandpad, dow bie ne boer het erf op gung’n.
Wie hadd’n heel die tied geneen zeen; mèr toen wie op het erf kwamm’n was de boer doar met ziene zön.
“Kun ieleu nig lèèz’n?” vreug de boer. Doar steet: “Verboden voor ruiters”!
Ik zeg: Nee, dat ha’k nig zeen”.
“Dat zegt ze almoal” zèr de boer.
Ik bedenk mie niks en haal in één beweging mien glazen oog d’r oet.
De zön truk wit vôt en zoch’n steun bie de muur van ’t hoes.
De va zèr: ”Wat is dat veur ’n ding?” Waorop ik zèèr dat dat mien kunstoog was.
He snapp’n d’r nig vul van mèr wie konn’n wa deurried’n.
Zo heb wie d’r ne mooie tocht en ne mooi’n merrag van maakt.
Een wèk of dree later gung’n wie ne ‘boerenkoolrit’ organisèèr’n.
Wie woll’n de route wier oawer dat mooie pad loaten goan bie de boer oawer ’t erf.
“Dat lukt oe nooit!” zèr Benno. Ik zèr hem dat het wa zol lukken met ne fleske Beerenburg, en zett’n de fleske vust kloar.
En zo gung het wier op de boer an. He kwam voit ne boet’n en wol oons a wier tegg’nhooln. Mer he har netuurlijk die fleske allang zeen en zèr:
“Wie hebt het leever nig; mèr veur eenmoal mag ’t dan wa deurgoan”.
Paardrijden
Op één van de eerste dagen dat ik hier werkte, ging ik op een mooie middag met Benno een stukje rijden.
De paarden waren nog jong en kenden nog niet veel dus gingen we zo snel mogelijk van de straatweg af, een zandpad op.
We waren al een tijdje onderweg op de zandweg toen we over een boerenerf moesten.
We waren al die tijd niemand tegengekomen; maar toen we op het erf kwamen stond daar plots de boer met zijn zoon.
“Kunnen jullie niet lezen?” vroeg de boer. Daar staat: “Verboden voor ruiters”!
Ik zei: “Dat had ik niet gezien”. “Dat zeggen ze allemaal”, zei de boer.
Ik bedenk me niet en haal in één beweging mijn glazen oog uit de kas.
De zoon werd erg wit om zijn neus en zocht steun bij de muur van het huis.
De vader zei: “Wat is dat voor een ding?” Waarop ik zei dat het mijn kunstoog was.
Hij snapte er niet veel van maar we konden wel doorrijden.
Zo hadden we toch nog een mooie tocht en een mooie middag. Drie weken later organiseerden we een ‘boerenkoolrit’.
We wilden de route weer over dat mooie pad laten gaan bij de boer over het erf.
”Dat lukt je nooit” zei Benno. Ik zei dat het wel zou lukken met een fles Beerenburg en zette de fles vast klaar.
En zo gingen we weer naar de boer. Hij kwam meteen naar buiten en wilde ons tegenhouden. Maar hij had natuurlijk de fles allang gezien en zei:
“We hebben het liever niet maar deze keer kan het wel doorgaan”.